Spiekbrief Metriek Stelsel

Metriek

Langs de lengteschaal heet alles gewoon zoals het er staat (bijvoorbeeld “drie decameter”) – deze gebruik je om bijvoorbeeld een omtrek mee te berekenen, waarbij we ‘langs de lijnen’ lopen, en alle gemeten waarden bij elkaar optellen.

Bij de oppervlakteschaal heet alles ‘vierkant’ (bijvoorbeeld “zes vierkante meter”). De ‘2’ achter de afkortingen is een hint voor het aantal kommaplaatsen dat je moet opschuiven per stap, en komt tot stand door het vermenigvuldigen van een lengte met een breedte (2 ‘dimensies’). De ‘are’ en de ‘hectare’ worden vaak gebruikt in plaats van de termen ‘vierkante decameter’ en ‘vierkante hectometer’, maar in feite betekenen ze dus precies hetzelfde; handig om te weten bij het omrekenen!

Bij de inhoudsschaal heet alles ‘kubieke’ (bijvoorbeeld “zeven kubieke decimeter”) – dit komt van het woord ‘kubus’, en we gebruiken het om een inhoud te berekenen. De ‘3’ achter de afkortingen is een hint voor het aantal kommaplaatsen dat je moet opschuiven per stap, en komt tot stand door het vermenigvuldigen van een lengte met een breedte en een hoogte ( 3 ‘dimensies’).

De literschaal is ook een schaal voor inhoud, alleen schuif je op deze schaal slechts één kommaplaats op per stap (vergelijk ook eens de literschaal met de ‘kubieke’ schaal; je kunt daarop aflezen dat op beide schalen tussen een milliliter en een liter 3 kommaplaatsen zitten!). De inhoud van een kofferbak van een auto wordt bijvoorbeeld uitgedrukt in ‘liters’. Deze inhoudsschaal stop ook bij de ‘liter’ – we hebben het nooit over ‘decaliter’, ‘hectoliter’ en ‘kiloliter’, maar op de schaal bestaan ze wel.

De gewichtsschaal gebruik je (maar dat had je vast al geraden) bij het omrekenen van gewicht. Merk op dat er ook in deze schaal zeven stappen zijn, maar dat we er maar drie gebruiken. Die niet gebruikte tussenstappen verklaren namelijk wel waarom er tussen de ‘gram’ en de ‘kilogram’ drie kommaplaatsen zitten! Een ’ton’ tenslotte, is een term die we gebruiken voor ‘duizend (1000) kilogram’. Even opgelet: we gebruiken het woord ’ton’ ook bij geld, maar dan hebben we het over honderdduizend (100.000).

Schaatsprobleem

Het sportprogramma Bureau Sport laat bekende Nederlanders een race over 100 meter schaatsen tegen oud-wereldkampioen sprint Jeremy Wotherspoon.

Wotherspoon klokt na 100 meter 9,60 seconden. De bekende Nederlander klokt 13,41 seconden over diezelfde 100 meter.

Hoeveel meter ligt de bekende Nederlander achter na 100 meter? Rond af op hele meters.

Dit vraagstuk staat in één van de afgelopen 3F examens (MBO niveau 4), en ik heb ‘m geselecteerd op een korte ’toets’ om te zien hoe leerlingen om gaan met dit soort examenvragen.

Ik kom er dan toch weer achter hoe belangrijk het is hoe een vraag is verwoord. Ik was van tevoren namelijk al van mening dat de manier waarop de vraag is gesteld, open staat voor interpretatie.

Blijkbaar had ik gelijk, want ik zie een drietal antwoorden met grote regelmaat voorbij komen (0 meter, 28 meter en 40 meter).

En ik vind voor alle drie wat te zeggen. En dat vind ik dus niet goed.

Ruimte voor interpretatie hoort niet op een examen som. Daar kun je wat van vinden, maar persoonlijk vind ik nog steeds dat we rekenvaardigheid moeten toetsen, en niet leesvaardigheid.

Ik heb leerlingen gevraagd mij te vertellen hoe ze aan hun antwoorden zijn gekomen. Het volgende kwam naar boven:

Bij het antwoord ‘0 meter’ beredeneren leerlingen dat, wanneer de bekende Nederlander over de streep komt na 13,41 seconden, Jeremy Wotherspoon daar op ‘m staat te wachten, en dan zijn ze dus allebei 100 meter ver, en is er geen verschil meer. Klinkt raar? Ik vond het best slim bedacht (verplaats je ook even in de gedachten van mijn niveau 4 MBO leerlingen, mocht je het echt klinkklare onzin vinden…).

Bij het antwoord ’40 meter’ bedenken leerlingen dat Jeremy Wotherspoon op volle snelheid door schaatst na het passeren van de 100 meter lijn (en dus 13,41 – 9,6 = 3,81 seconden lang zijn gemiddelde snelheid blijft rijden).

En bij het (correcte) antwoord ’28 meter’ berekenen ze op het moment dat Wotherspoon de 100 meter lijn passeert, hoe ver de bekende Nederlander is.

Dat is overigens 100 : 13,41 ( = de gemiddelde snelheid van de bekende Nederlander) x 9,6 seconden (de tijd waarop de wedstrijd in principe over is, omdat Wotherspoon dan finisht). In de meeste gevallen halen de leerlingen dan deze afstand af van de 100 meter (en genoeg anderen vergeten dat er gevraagd is hoeveel meter de bekende Nederlander achter loopt).

Mijn voorstel: verwoord de vraag anders.

Hoeveel meter ligt de bekende Nederlander achter op het moment dat Jeremy Wotherspoon 100 meter heeft geschaatst?

Lucratieve marktplaats

Mijn vrouw kocht enige jaren geleden een loopauto op de vrijmarkt op 30 april. Leuk detail: het logo van Audi stond erop! Ze betaalde er toen €4,- voor.

Onze kinderen hebben er niet veel gebruik van gemaakt, dus werd het tijd om ons weer van de Audi loopauto te ontdoen. Ze heeft hem toen op Marktplaats gezet, en mensen er voor laten bieden.

Uiteindelijk is de loopauto verkocht voor €25,- (ja, ik moest er ook om lachen!).

Hoeveel procent (%) winst heeft mijn vrouw gemaakt op de Audi loopauto?

01_Loopauto_rood

Het woord ‘want’

Wanneer krijgen we eigenlijk ons cijfer? Want ik heb overal maar wat ingevuld…

Zucht…

Wat ik me voornamelijk afvraag is wat de student (m) in kwestie met de vraag bedoelt, dan wel wenst te bereiken.

Mijn antwoord overigens was: “volgende week”. Ik ben me opeens pijnlijk bewust van het feit dat ik er niet bij heb gezegd dat ik eigenlijk “de volgende les” bedoelde, want volgende week hebben we vakantie.

Als dat maar goed komt…

Het nieuwe delen

Wat was er nou toch is met die goeie ouwe staartdeling? Die werkte toch altijd gewoon prima? Waarom snap ik nu niet meer hoe ze tegenwoordig een deelsom op moeten lossen?

Komen deze vragen je enigszins bekend voor? Het valt allemaal wel mee hoor. De staartdeling is er ook gewoon nog steeds (ze noteren ‘m ietsje anders – handiger zelfs – maar het is nog steeds een prima manier van oplossen), maar er was behoefte aan een manier die wat minder strak volgens een bepaald stramien moest, een manier die wat flexibiliteit bood.

Die manier doet de ronde onder diverse noemers; de ‘haakdeling’ heet ‘ie in het boek dat ik momenteel op school gebruik, dus die naam houd ik voor nu even aan.

Laat ik beginnen met nog even kijken wat een deelsom precies betekent.

3.456 : 72 =

In feite staat hier de vraag: hoe vaak past 72 in 3.456? Vanuit dat principe is de ‘nieuwe’ deelmethode bedacht. Een leerling zou in staat moeten zijn te bedenken dat het wel een keer moet passen. Het is de bedoeling dat je die één maal 72 van het totaal 3.456 af haalt, om dan te zien wat je over houdt, en je weer af te vragen hoe vaak 72 daar in past.

Op papier ziet het er dan (min of meer) zo uit: deelsom1

We hebben nu nog 3384 over. De vraag blijft; hoe vaak past daar nog 72 in? We kunnen veilig concluderen dat het nog wel een keertje past. Dit halen we dan ook weer van het overgebleven totaal af. Op papier hebben we dan dit: deelsom2

Je begint nu vast door te krijgen dat het zo nog wel even kan gaan duren. De meeste van mijn studenten gelukkig ook. We kunnen de stappen ook wat groter maken. Laten we bijvoorbeeld nu eens 10 x 72 in één keer er af halen, dan gaat het wat sneller… deelsom3

Dat scheelt al wat meer. We zouden op deze voet door kunnen gaan (sommige leerlingen doen dit dan ook, en dat is dus prima!), maar voor de wat stoerdere rekenaars onder ons kunnen we de stap nog wat vergroten; we halen er nu 20 x 72 af. Zo ziet onze som er uit:deelsom4

Die laatste stap kunnen we niet meer herhalen; daar hebben we nu te weinig voor over. We kunnen wel één stap terug zetten, en en nogmaals 10 x 72 af halen. Daarna houdt ook die mogelijkheid op. Ik heb de som zelf nu af gemaakt door ook nog een keer 5 x 72 van het overgebleven totaal af te halen. Mijn overgebleven totaal wordt daardoor 72. Dan lukt het tenslotte nog één keer. Als het overgebleven totaal van de som uiteindelijk op 0 uit komt (bij deze som lukt dat; anders zouden we het nu hebben over delen met rest bijvoorbeeld – daarover later meer), tellen we hoe vaak we in totaal het getal 72 van het getal 3456 af hebben gehaald (1 + 1 + 10 + 20 + 10 + 5 + 1 = 48), en daar verschijnt het antwoord: 48.deelsom5

Trouwe ‘fans’ van de staartdeling vinden dit misschien omslachtig, maar geloof me als ik zeg dat veel van mijn leerlingen erg gebaat zijn bij deze manier, die ze wat flexibiliteit biedt en ze in de gelegenheid stelt om zelf de controle over de som te houden.

Hopelijk geeft dit artikel een klein beetje inzage in wat je als ouder/begeleider misschien ooit eens voorbij hebt zien komen in een rekenschrift, en kun je, waar mogelijk, nog een beetje hulp bieden bij de uitleg.

In een toekomstig artikel zal ik de ‘nieuwe vorm’ van de goeie, ouwe staartdeling aan de orde stellen. Tot die tijd; oefen eens met de ‘haakdeling’, en zie of je jezelf er handiger in kunt maken.